Alles over een Gezonde Leefstijl Op School

Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelt anti-pestprogramma voor VO

Nadruk ligt op groep als geheel

De Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelt en test de komende jaren (2019-2021) een preventief programma gericht op het versterken van de sociale veiligheid en het tegengaan van pesten in het voortgezet onderwijs. Het programma zet in op positieve groepsvorming en het stimuleren van sociale vaardigheden en de sociaalemotionele ontwikkeling van jongeren. De nadruk van het programma ligt op de groep als geheel.

Op dit moment wordt innovatief en uitgebreid materiaal voor de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs ontwikkeld, waarmee scholen vanaf de eerste week van het schooljaar kunnen werken. Het materiaal bestaat uit themalessen die binnen het mentoraat gegeven worden, verdeeld over de vijf periodes tussen de vakanties.

Met een subsidie van het NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) is het mogelijk om in de periode van 2019-2021 samen met scholen te testen in hoeverre het programma pesten tegengaat door een goede groepssfeer te creëren.

De test vindt plaats op vier pilotscholen. Pilotscholen werken in het schooljaar 2019-2020 als eerste met het programma en kijken kritisch naar de opzet. Dit is een belangrijke stap in de verdere verfijning van het lesmateriaal. Het is gebruikelijk bij wetenschappelijk onderzoek om een pilot te doen om te onderzoeken of het programma in de praktijk loopt zoals gepland. Daarom zijn de onderzoekers benieuwd naar de feedback op het programma en willen ze graag met docenten samenwerken.

Programma in het kort

Alle activiteiten binnen het programma worden uitgevoerd binnen vijf thema’s die starten na elke vakantie (na de zomervakantie; herfstvakantie; kerstvakantie; voorjaarsvakantie; meivakantie). Thema’s zijn bijvoorbeeld ‘interactie binnen de groep’ en ‘diversiteit’.

Het programma is vooralsnog zo opgezet dat de mentor twee mentorlessen (van 45-50 minuten) besteedt aan elk thema met behulp van de aangeleverde themalessen. Daarnaast voert de mentor in elke periode nog twee kortere thematische activiteiten uit (ongeveer een kwartier per keer) met de mentorklas. Ook hiervoor krijgen docenten materiaal aangeleverd. Zij kunnen kiezen tussen verschillende lesvormen die bij hen en de klas passen.

Naast het mentoraat werkt een van tevoren bepaalde sectie (bijvoorbeeld sectie ‘talen’) één keer per jaar mee aan het thema. Dit doet de vakgroep door gebruik te maken van coöperatieve werkvormen die ondersteunend zijn aan het thema en die een link hebben met de lesstof.

De onderzoekers vragen aan mentoren en docenten van pilotscholen om kritische feedback op het materiaal bij te houden. Docenten delen en bespreken deze feedback tijdens vier ingeplande evaluatiemomenten per jaar. Deze groepsgesprekken duren ongeveer anderhalf uur per keer.

Trainingen

Om een goede gezamenlijke start te maken (met het complete team voor de eerste twee leerjaren) en het aangeleverde materiaal goed in te kunnen zetten hebben de onderzoekers starttrainingen ontwikkeld, in samenwerking met ervaren en gekwalificeerde trainers:

Trainingsdag 1

Op de eerste trainingsdag leren deelnemers wat het programma inhoudt en oefenen docenten met het beschikbare materiaal. Deze training bestaat uit twee dagdelen. Dagdeel 1 is voor het gehele team dat betrokken is bij klassen 1 en 2. Het verdiepende dagdeel 2 is voor mentoren en vakgroepcoördinatoren.

Trainingsdagen 2 en 3

Tijdens deze trainingsdagen (van elk vier uren) geven de trainers uitleg over het analyseren van de rapportage van de leerlingmonitor en de mogelijke activiteiten die docenten inzetten in de klas. Deze training bestaat uit twee afzonderlijke trainingsmiddagen, voor mentoren en vakgroepcoördinatoren. Trainingsdag 2 gaat over gespreksvaardigheden en de steungroepaanpak die de school in kan zetten bij pesten en andere onprettige situaties in de klas. Trainingsdag 3 gaat over de leerlingmonitor.

Leerlingmonitor

Leerlingen vullen drie keer per jaar een vragenlijst in over sociale relaties en situaties in de klas. De vragenlijst invullen duurt ongeveer een half uur per keer en leidt in november en mei tot een rapport dat inzicht geeft in de sociale relaties van elke klas (vergelijkbaar met een sociogram), inclusief pestrelaties.

Voor meer informatie click hier.